-
1 detail
n. detail; eenheid--------v. tot in bijzonderheden, uitvoerigdetail1[ die:teel] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 detail ⇒ bijzonderheid, kleinigheid2 kleine versiering/decoratie ⇒ detail♦voorbeelden:explain something in detail • iets tot in detail(s) uitleggenin (great/much) detail • uitvoerigdetails, details/but that is a detail • een kniesoor die daarop let————————detail2〈 werkwoord〉 -
2 enter/go into detail(s)
enter/go into detail(s) -
3 go into detail
v. op bijzonderheden ingaan -
4 let's not go into details
laten we niet op bijzonderheden ingaan -
5 näher
näher2 nader-, dichterbij♦voorbeelden:bei näherer Betrachtung, bei näherem Hinsehen • bij nader inzienjemandem etwas näher bringen • iemand (beter) vertrouwd maken met ietsnäher kennen • van meer nabij kenneneinem Plan näher treten • op een plan nader ingaan, een plan in overweging nemennichts Näheres • niets naders, geen verdere bijzonderhedendes Näheren • meer in bijzonderheden, nader2 die nähere Umgebung • de naaste, nabije omgevingetwas liegt näher • iets ligt meer voor de hand, iets is eerder te verwachtenjemandem näher stehen • (vrij) nauwe banden hebben met iemandeiner Sache näher kommen • tot de kern van de zaak komen
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский